woensdag 10 maart 2010

De Liefde

Ik ben opgehouden met verwachtingen te hebben, sinds mijn woonboot op nieuwjaarsdag 2006, na een wekenlange renovatie, op de bodem van een Amsterdamse gracht z’n een na laatste rustplaats vond. Die avond daarvoor had ik met vrienden nog geproost op een waterdicht vooronder en een behouden gedobber. Ook m’n vriendin hief haar glas, gaf me een kus en beloofde eeuwige trouw. Op vier januari stond ze voor de deur van m’n tijdelijke woning met een betrokken gezicht en een brief van vijftien kantjes. Ze had alles op een rijtje gezet, maar in dat rijtje was geen plaats meer voor mij.

Voor 2007 had ik m'n verwachtingen daarom op nul gesteld, maar 't werd een jaar zo kostbaar als goud; op m’n werk sloeg scepsis om in begrip, en niet veel later zelfs in waardering, in bed lag ik zelden alleen en de kriebel in m’n keel heb ik nooit meer gevoeld.

Ik heb mijn lesje dus wel geleerd.

Dromen daarentegen, die heb ik wel. - Ik droom van de dag dat m’n pen niet meer krom is van twijfel en van de dag dat die pen z’n laatste punt zet, waarmee het ‘boek van Alles’ geen illusie meer is. En dat de mensen elkaar zullen aanstoten en zeggen ‘Heb je ’t al gehoord? Het is er, het boek, dat ene boek, alles staat erin, en je kunt er ook nog om lachen.’

Maar hoe belangrijk dat werk ook zal blijken te zijn, op oorlog en vrede zal ’t z’n stempel niet drukken. Daarom droom ik nog een andere, eeuwigdurende droom, en ik schrijf dit met mijn volle verstand, dus geenszins verblind door Het Licht, of getoucheerd door de drank; dat God, Allah, Boeddha en van Basten mogen samenvallen met de magie die we Liefde noemen. Want zoals Paulus zijn liefdesgedicht besluit, en ik schrijf ‘t ‘m na:

Ons resten geloof, hoop en liefde
Deze drie
Maar de meeste van deze
Is de liefde.


Mooier kan een levend mens ’t niet zeggen.